ter plaatse ook eenige uitstrijkpraeparaten te maken, die in de vlam kunnen worden gefixeerd.

Bij het maken van uitstrijkpraeparaten van exsudaten in het algemeen denke men er aan, dat voor de zoo belangrijke methode van Gram dunne praeparaten verlangd worden.

Spirochaeten. Praeparaten voor het onderzoek vereischen betrekkelijk nog al veel zorg. Voor alles vermijde men de uitstrijkpraeparaten te maken uit oppervlakkig, secundair verontreinigd exsudaat. Onderzoekt men b.v. den bodem van een ulcus, dan reinige men het eerst flink met een gaasje; van het vocht dat bij verder wrijven voor den dag komt, strijke men een dunne laag uit. Ook uit papels kan men door wrijven met een gaasje of met een platina-oogie uittreden van serum opwekken; deze vloeistof geeft de grootste kans op positief resultaat en vergemakkelijkt door het ontbreken van secundaire mikroörganismen het onderzoek en de beoordeeling van het resultaat.

Bloed wordt op de eene of andere wijze in dunne laag uitgestreken op goed ontvette objectglazen, en des noods ongefixeerd, in filtreerpapier gewikkeld toegezonden.

Pus. Voor uitstrijkpraeparaten van exsudaten geldt hetzelfde wat reeds bij „diphterie" werd opgemerkt; de methode van Gram, die bij het onderzoek van pus van groote waarde is, vereischt een dunne laag.

Paratyphus, vleeschvergiftiging. Met behulp van een weinig faeces, bloed of bloedserum kan soms de diagnose gesteld worden. Voor de bacteriologische diagnose na den dood zijn de milt en de lever geschikt.

Urine. Voor bacteriologisch urine-onderzoek is overleg vooraf gewenscht. Zoo mogelijk wordt de patiënt in het laboratorium onderzocht; anders staan steriele receptacula ter beschikking.

Sputum verzende men in een reageerbuisje, of men wrijve verdachte deelen tusschen twee objectglazen uit; de op deze wijze verkregen uitstrijkpraeparaten worden, na