bevatten. Men omwindt den bovenarm van den patiënt stevig met een linnen windsel, zoodat de venen aan de buigzijde van den middenarm flink opzwellen, breekt dan met een pincet de beide toegesmolten einden van de pipet af en steekt een der einden door de huid in een der gezwollen venen. Is de pipet gevuld, dan wordt het windsel losgetrokken, de pipet verwijderd, het kleine wondje met een pleistertje bedekt, en de pipet aan beide zijden toegesmolten.
In het laboratorium wordt het bij de stolling afgescheiden serum voor agglutinatieproeven gebruikt, terwijl het bloedcoagulum in gal bij 37°C. wordt gebracht. Na 12 a 24 uur wordt de bloedgal uitgestreken op voor het herkennen van typhusbacillen bijzonder geschikte voedingsbodems.
Wenscht men slechts de agglutinatiereactie, dan kan men volstaan met wat bloed uit den vingertop; men omsnoert daartoe den duim van den patiënt flink met veterband en steekt met een mesje, lancet, of naald in, dicht bij en proximaal van het nagelbed; in den regel verkrijgt men op deze wijze gemakkelijk 1 ccm. bloed, ruim voldoende voor een volledig agglutinatie-onderzoek tegenover typhusbacillen en verwante organismen. Dit bloed vange men op in een klein reageerbuisje, dat het laboratorium evenals de bloedpipetten ter beschikking stelt.
Bestaat er tegen een van de beide methoden bezwaar, b. v. bij kinderen, of bij zeer zieke en zwakke menschen, dan volg ik gaarne de methode van Schueffner, die als regel een geringe hoeveelheid bloed met bouillon verdunt, en hiermee de mikroskopische agglutinatieproef doet.
Voor geneeskundigen, die agglutinatieproeven in hun hospitaal wenschen te doen, bereidt het Laboratorium typhus-en paratyphusbacillensuspensies met 1% formaline geconserveerd.
Diphterie, angina. Voor het onderzoek op diphtheriebacillen, bacillen van Vincent, streptokokken, kan men weer de lidi met watteprop gebruiken; het verdient aanbeveling