Voor ik tot de verklaring van deze twee punten overga, wil ik eerst tot goed begrip van liet geheel enkele bijzonderheden uit de z.g. zijketentheorie van Ehrlich in het geheugen van dep lezer terugroepen.
Ehrlich stelt zich de vorming van specifieke immuunlichamen, die hij amboceptoren noemt, voor, door aan te nemen, dat deze stoffen ontstaan door overmatige productie en afstooting der onder invloed der microben verzadigde receptoren der 3e orde van zekere lichaamscellen. (Onder receptoren verstaat hij bepaalde atoomgroepen van cellen, die zijketens vormen en onder normale omstandigheden de voeding der cel bewerkstellingen door binding en assimileering van voedingsstoffen uit het bloed). Deze vrij in het bloed circuleerende receptoren der 3e orde worden nu na hunne afstooting van de lichaamscellen betiteld met den naam van amboceptoren en zijn toegerust met twee haptophore of bindingsgroepen. De eene haptophore groep wordt, daar zij op het complement past, ook wel genoemd complementophiele groep en de andere de bacteriophiele c. q.
erythrocytophiele groep.
Volgens Ehrlich is het complement eigenlijk de stof, die de bacterie of het bloedlichaampje tot oplossing brengt en speelt de amboceptor alleen de rol van bemiddelaar, doordat zij, om het zoo uit te drukken, het complement aan de microbe koppelt. Het complement is een thermolabiele stof, wordt reeds bij 55° onwerkzaam en is, daar het in ieder serum voorhanden is, niet te beschouwen als de drager van de specifiteit. De amboceptor echter, haar ontstaan danken de aan de invasie van vreemde lichamen, w. o. microben, is wèl de draagster van de specifiteit. Vandaar dan ook de naam van specifieke immuunlichamen, die deze stoffen
gekregen hebben.
Waar nu bij malaria het immuniseeringsproces zich
slechts zeer geleidelijk ontwikkelt en de inwerking van immuunlichaam + complement op de parasieten weinig inten-