Gray heeft trouwens door plasmodiumtelling in een geval van quartana bewezen, dat na den 4—5den aanval het aantal parasieten stationnair bleef, om bij den 6den aanval reeds belangrijk te verminderen.
Deze parasiticide stoffen kunnen zijn:
le. de stofwisselingsproducten der plasmodiën,
2e. hunne uiteenvallingsproducten (endotoxinen), 3e. specifieke immuunstoffen (parasitolysinen).
Zooals reeds opgemerkt, kunnen m. i., wanneer men de beide eerstgenoemde momenten aansprakelijk stelt voor de gestoorde verdere ontwikkeling der parasieten, niet die gevallen van immuniteit verklaard worden, waarin personen, die absoluut parasietenvrij zijn, niet vatbaar meer zijn voor infecties, zelfs niet voor experimenteele, zooals in het geval van Cel li. Immers zou, alvorens deze stofwisselingsproducten, c. q. endotoxinen, in voldoende concentratie aanwezig waren om de verdere parasieten-ontwikkeling tot stilstand te brengen, deze laatste reeds een zoodanige geweest moeten zijn, dat hiervan zeker een koorts-aanval het gevolg geweest zou zijn, of ten minste de parasieten in het bloed van den geënte zichtbaar waren. Ook kan ik mij op deze wijze het malaria-recidief, opgewekt door tijdelijke vermindering van het lichaams-weerstandsvermogen, niet verklaren. Want men kan m. i. toch wel veilig aannemen, dat de schadelijke oorzaak, die het lichaam treft, niet in staat zal zijn, een directen invloed op de parasieten uit te oefenen in dien zin, dat daardoor een wijziging gebracht zal worden in hunne stofwisselings-, c. q. uiteenvallingsproducten. Om als oorzaak der verzwakking van het virus aan te nemen uitputting van den voedingsbodem, gaat niet op in die gevallen, waarin personen slechts weinig parasieten herbergen en het haeinoglobinegehalte van het bloed betrekkelijk normale waarden vertoont.
Veel waarschijnlijker vind ik dan ook de hypothese, dat aan de ongestoorde ontwikkeling van de parasiet paal en