Febris biliosa haemoglobinurica en Malariaimmuniteit. Eene biologische hypothese,
DOOR
Dr. O. L. E. de RAADT.
Zooals bekend behoort de zwartwaterkoorts tot die ziekten, waarvan de aetioiogie geheel in het duister ligt. Wel is thans zoo goed als iedereen hiervan overtuigd, dat deze ziekte slechts optreedt bij diegenen, welke aan malaria geleden hebben of nog lijden, in. a. w. dat zij in ontwijfelbaar verband met malaria staat, dus als een volgziekte der malaria te beschouwen is; omtrent den directen samenhangtusschen beide ziekten heerschen evenwel thans nog de meest uiteenloopende voorstellingen.
Voor ik overga tot een nadere beschouwing dezer aetiologische hypothesen der febris biliosa haemoglobinurica, wil ik tot goed begrip van het geheel eerst in het kort uiteenzetten, wat omtrent deze geheimzinnige ziekte thans bekend is.
De febris biliosa haemoglobinurica is, zooals de naam reeds aangeeft, gekenmerkt door een acuut optredende haemocytolyse, zich klinisch uitende in icterus, haemoglobinurie en liooge, met koude rillingen beginnende koorts. Zij treedt zonder uitzondering slechts bij diegenen op, welke aan malaria geleden hebben of nog lijden en wel vooral aan de zware (tropische) malaria, de z. g. zomer-herfstkoorts der Italianen. Toch is zij alles behalve gelijkmatig verdeeld over de verschillende, door tropische malaria geteisterde, streken. Terwijl zij in Griekenland vrij veelvuldig voor-
3