groeit—de plaat is na 5 dagen gefixeerd — dan b. coli en b. typhi.
Het verdere onderzoek heeft geleerd, dat de cultuur uit dysenteriebacillen bestaat, en dus op rekening van het in de uitstrijkpraeparaten zoo talrijke Gramnegatieve staafje mag worden gesteld. Kweekproeven en agglutinatieproeven hebben bovendien aangetoond, dat deze nieu\Ve dysenteriestam tot het Shiga-type behoort. ')
De fibrineuse enteritis is daarmee volkomen verklaard; de gevonden afwijking is immers als ontstekingsreactie op de werking van den dysenteriebacil karakteristiek. Merkwaardig blijft, dat wij het proces zoo hoog in den dunnen darm hebben aangetroffen, secundair bij een patiënt wiens dikke darm, en zelfs een deel van den dunnen darm op zoo hevige wijze door amoebendysenterie was aangetast.
Ik heb U dit geval heden avond nog willen voorleggen, omdat het ten eerste weer iets leert omtrent het voorkomen en de werking van den Sh i ga-bacil — maar voorts omdat de hier gedemonstreerde enteritis crouposa in zoo menig opzicht gedekt wordt door het ziektebeeld, dat in de laatste vergadering de heeren Baermann en Eckersdorf ons zoo scherp voor oogen hebben gebracht. 2)
Gij herinnert U, dat Baermann en Eckersdorf bij hun 10 gevallen van enteritis crouposa, die zich öf als een zelfstandige ziekte had voorgedaan öf in aansluiting aan een chronische aandoening was opgetreden, den dysenteriebacil niet hebben kunnen opsporen, ondanks de moeite, die zij zich, wegens het karakter der ontsteking, daarvoor hebben
') Op de vergadering konden nog slechts de kweekproeven worden gedemonstreerd, en de agglutinatiereactie met een hoogwaardig pseudodysenterieserum dat S h i ga bacillen tot in 500 X verd. meeagglutineert. Vóór de verzending van dit manuscript werd ook de proef met S h ig a-serum uit B e r 1 ij n gedaan; deze gaf een specifieke reactie.
2) De voordracht van de heeren Baermann en Eckersdorf zal binnen kort gepubliceerd worden ; ik heb hun dank te zeggen voor het ter inzage geven van het manuscript.