sel gelijk dunne vruchtenjam. De nieren zijn betrekkelijk groot (270 Gr.), op doorsnee troebel; de kapsel laat gemakkelijk los. Bijnieren, pankreas en maag normaal. In duodenum weinig anchylostoma. Het slijmvlies van het ileum vertoont geen afwijkingen; daarentegen zijn de Peijersche plaques gezwollen en lichtrood getint. Het follikelgebied vóór de valvula Bauhini is sterk paarsrood van kleur en vertoont begin van zweervorming; ter plaatse bevindt zich in het mesenterium een roode gezwollen lymphklier.
Het colon ascendens is normaal; het colon transversum heeft een ietwat gezwollen slijmvlies met ronde oppervlakkige ulcera van ± 5 mM. diameter; dezelfde afwijking vindt men in het colon descendens en rectum in sterker mate, waar het gezwollen slijmvlies met talrijke oppervlakkige, polymorphe ulcera ') doorzaaid is. De zweren liggen transversaal of doorbreken de plooien in loodrechte richting, hebben geen rooden hof; de randen zijn een weinig ondermijnd,
hun bodem is troebel, vochtig, van grijsgele slijmvliestint.
Het bacteriologisch onderzoek betrof (1) de pus uit het oor, (2) de gal, (3) de milt, (4) de urine, (5) (6) den inhoud van dikken en dunnen darm.
(1) De pus bevatte in hoofdzaak staphylococcus pyogenes
aureus; voorts staafjes, die slechts onder anaerobe verhoudingen konden gedijen en wier culturen een stank, herinnerende aan dien van b. putrificus coli (Bienstock), verspreidden.
(2) De gal gaf in gelatineplaten en op agar uitsluitend talrijke koloniën van het typhus-coli-type. Bij volledig onderzoek van eenige dezer koloniën bleken hier niet paratyphus-B-bacillen, doch typhus-bacillen in het spel te zijn. Een twintigtal koloniën werden daarop in deze richting nagegaan en allen gaven den zelfden uitslag, typhus.
(3) Kweeken uit de milt gaf in hoofdzaak staphylococcus
') Mikroskopisch (in sneden) geen amoeben.