worden veroorzaakt. Microscopisch kon hij noch bij de febrigene parasieten, noch bij de gaineten eenig onderscheid aantoonen. Zoowel bij het alledaagsche als bij het anderdaagsche type vond hij steeds ongepigmenteerde parasieten op het tijdstip, waarop de gepigmenteerde parasieten optreden. CaCcini meende juist het tegendeel bewezen te hebben. Ook door het beschouwen en ontleden van koortscurven komt Carducci tot het resultaat, dat er slechts één herfstparasiet bestaat. Deze laatste bewijsvoering lijdt echter aan een zekere oppervlakkigheid.
Van de hand van den zelfden schrijver komt een opstel voor over zwartwaterkoorts. Hij beschrijft een geval, waarbij gedurende een aanval van haemoglobinurie tertiaanparasieten werden gevonden. Toevallig was het echter bekend, dat deze patiënt 15 dagen te voren aan tropica-infectie had geleden, zoodat dit geval weinig bewijzend is. Verder geeft hij een litteratuur-overzicht, waaruit blijkt, dat het meestal de tropica-parasiet is, welke de zwartwaterkoorts-verschijnselen te voorschijn roept, hoewel enkele gevallen den indruk maken alsof ook de beide andere parasieten-soorten die symptomen kunnen veroorzaken.
De vijf volgende opstellen hebben tot onderwerp den nog niet beeindigden strijd over de therapeutische waarde der tannas chinini. Gaglio nam proeven op honden, die voor chinine zeer gevoelig zijn, daar ze door een gram zoutzure chinine gedood kunnen worden. Van tannas chinini verdroegen zij echter giften tot 10 gram.
Zeri wijst er op, dat in kinabast de chinine hoofdzakelijk als tannaat voorkomt en in de vroegere eeuwen met de kinabast uitstekende resultaten bereikt zijn. Hij gaf tot 8 gram tannas chinini in chocolaadjes en als nabehandeling nog langen tijd 2 grain.
Bij 23 acute malaria-gevallen bij volwassenen verkreeg hij op deze wijze een even goed resultaat als met de andere zouten. Hij stelt het tannaat niet boven de andere zouten,