5 van den atrophischen vorm,
1 „ „ rudimentairen vorm.
Bij 8 patienten een bloedsdruk van 170 tot 180 cM. water, waarvan 5 van den hydropischen vorm,
3 „ „ atrophischen vorm.
Bij 17 patienten een bloedsdruk van 150—170 cM. water, waarvan 3 van den hydropischen vorm,
8 „ „ atrophischen vorm,
6 „ „ rudimentairen vorm.
Bij 5 patienten een bloedsdruk beneden 150 cM. water, waarvan 2 van den hydropischen vorm,
2 „ „ atrophischen vorm,
1 „ „ rudimentairen vorm.
Gaan we den laagsten systolischen bloedsdruk na, die gedurende 't verblijf van eiken patiënt in 't hospitaal is waargenomen, dan vinden we op 46 patienten (bij 4 patienten is slechts éénmaal eene bepaling verricht (3 patienten waren overleden en 1 weggeloopen):
Bij 1 patiënt een bloedsdruk van 174 cM. water, Bij 12 patienten,, „ „ 170—150 cM. water,
Bij 33 patienten „ „ beneden 150 cM. water, Hieronder een lijst van den hoogsten en laagsten systolischen druk in cM. water bij iederen patiënt gedurende zijn verblijf in 't hospitaal waargenomen:
Hoogste systol. druk Laagste systol. druk.
No. 1 H. (hydrop. vorm) 172 137
„ 2 A. (atrophiaclie vonu. 179 154
„ 3 A. 166 134
„ 4 A. 158 140
„ 5 A. 190 156
„ 6 H. 176 140
„ 7 H. 190 150
„ 8 H. 178 140
„ 9 H. 200 150
„ 10 H. 250 164
„ 11 A. 162 123
„ 12 H. 202 126