en voornamelijk liet sterftecijfer aan deze ziekte steeg dit jaar, voornamelijk in genoemde benedenstad, zoodanig, dat de Regeering een onderzoek daarnaar deed instellen, waarvan het resultaat door Kiewiet de Jonge is medegedeeld in het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, Deel 48, aflevering 3, bladzijde 422 en dat de noodzakelijkheid van buitengewone maatregelen aantoonde. Terwijl volgens Dr. Kiewiet de Jonge in de bovenstad de toestand wat betreft malaria niet onrustbarend werd bevonden (14.4°/0 voelbare iniltzwelling bij zoogenaamd niet zieke bevolking), bleek dit in de benedenstad, vooral in de kampongs Padjagalan en Roewa Malaka (57—70°/o voelbare miltzwelling bij zoogenaamd niet zieke bevolking) wel het geval te z ij n.
Het sterftecijfer der Inlanders over geheel Batavia was in 1906 45.2 (46) in 1907 57.3 (57) °/00.— Het aantal overleden inlanders steeg van 4570 in 1906 tot 5671 in 1907.— In de bovenstad was deze toename slechts gering (Senen van 36,9 tot 47.4 °/oo> Tanah-Abang van 37—39.6 °/00); in de benedenstad, waar het gewone sterftecijfer reeds veel grooter was, was die toename nog veel grooter (Mangga Besar van 57.4 tot 77.4 °/oo» Pendjaringan van 97.4 tot 153 (134.4) °/oo-
Vooral dit laatste cijfer geeft een duidelijk beeld van den ernst van den toestand, die, zooals bij het onderzoek bleek, nagenoeg geheel aan het voorkomen van malaria moest worden geweten.
Vergelijking met de beide andere in ongeveer dezelfde conditiën verkeerende hoofdsteden op Java geeft voor 1907; , / te Batavia gemiddeld 57 °/0o Hoogste in de/ 153°/oo
£ 2 ■£ ' „ ongezondste ]
Sc = ,te Semarang • „ 43 °/00 { 65.5°/oo
■2. £ co « J Kampongs: j
~ 'te Soerabaja „ 62.5 °/»o ' 146.9°/oo
Door de Regeering werd een som van ƒ 15000 toegestaan tot systematische bestrijding der ziekte. Te voren waren