de geschiedenis der malaria, daarna volgt de techniek van het bloedonderzoek, waarbij de schrijver wat langer stilstaat en vooral de Romanowskykleuring uitvoerig bespreekt. Daarna volgen de wijzen om, grosso modo, anophelinen te herkennen. In de volgende voordrachten worden de verschillende malariaparasieten besproken; dan, na een korte uitweiding over praedispositie, immuniteit enz. komt het klinische beeld aan de beurt. (De pathologische anatomie wordt niet behandeld.) Dat is, met de daarop volgende therapie, wel de hoofdschotel van hetgeen de schrijver ons voorzet. Hij houdt zich hierbij streng aan zijn plan, om alleen de praktijk te behandelen, zoodat dan ook reeds in de symptomatologie de bezwaren der differentieele diagnose telkens op den voorgrond komen. Vooral het beeld van de tropica wordt hierbij buitengewoon helder en duidelijk voor oogen gesteld en het proteusachtige karakter dier ziekte den lezer, aan de hand van tal van voorbeelden, zóó ingeprent, dat hij het niet licht weer zal vergeten.

Bij het behandelen der prophylaxe staat schrijver een oogenblik stil, om zijn pessimistisch standpunt in zake prophylaxe bij inlanders te verdedigen tegenover het meer optimistische van Dr. Terburgh; overigens wordt dit onderwerp kort maar krachtig in ééne voordracht afgehandeld.

De therapie wordt zeer uitvoerig beschreven en tot in de kleinste bijzonderheden uitgewerkt, waarbij schrijver de aangename gewoonte heeft om, evenals bij het behandelen der kleurmethoden, de hoeveelheden in zijn voorschriften nauwkeurig in cijfers neer te schrijven en niet met weinig zeggende termen als: zwakke, sterke oplossing enz. te schennen.

Met een korte bespreking van de voornaamste literatuur wordt het onderwerp gesloten.

In eene laatste voordracht behandelt schrijver de zwartwaterkoorts, waarbij hij, na vermelding van verschillende meeningen over de aetiologie, zijne eigen meening uiteenzet