zijn, terwijl men dan weer in elk corrigeerend toevoegsel een specifiek tegengif moet aannemen. Veel eenvoudiger is de verklaring, dat het ziek worden zijn oorzaak vindt in het ontbreken van bepaalde voor de instandhouding van bepaalde organen noodzakelijke organische verbindingen, hetzij deze reeds van nature in onvoldoende hoeveelheid aanwezig waren, hetzij die door de bewerking verloren gingen of vernietigd werden.
Het is zeer goed denkbaar, dat deze stoffen, ofschoon verwant, in de proeven met vogels en in die met caviae niet de zelfde zijn. Bij den mensch is het zelfs niet onwaarschijnlijk, dat de scheurbuik door een ander deficit veroorzaakt wordt dan de beriberi, hoewel men niet uit het oog mag verliezen, dat nog andere omstandigheden dan de voeding invloed kunnen hebben op den aard der ziekte, die zal optreden.
Sc h au man n vond in het „Institut für Schiffs-und Tropenkrankheiten" te Hamburg gelegenheid studiën over beriberi, met name over scheepsberiberi te maken. Hij onderzocht in de eerste plaats de voedselvoorraden van verschillende schepen, op welke gedurende de reis beriberi was uitgebroken. Bepaald bedorven waren deze voedingsmiddelen nooit, en het gelukte hem ook in geen enkel geval eenig vergif, dat zenuwontaarding zou kunnen geven, er uit af te zonderen. Evenmin gelukte het, pathogene mikroörganismen er in aan te toonen.. Volgens de gewone eischen van zooveel eiwit, vet en koolhydraten voldeden zij ruimschoots aan wat een mensch noodig heeft. Dat niet het onwerkzaam worden der in de versche voedsels aanwezige enzymen als oorzaak mocht worden aangenomen, bleek uit bijzondere proeven. Alle pogingen, eenig vergif in de urine van lijders aan acute beriberi te vinden, bleken ijdel. Vermeerdering van oxaalzuur, zooals door Treutlein en Maurer is aangeven, werd nooit gevonden. In een groot aantal onderzochte gevallen bleek de uitscheiding van phosphorzuur steeds verminderd, zooals reeds vroeger door Scheube is aangetoond.