niet bij alle dieren onder hetzelfde voedingsregime de ontaarding der perifere zenuwen tot stand komt. v

Zoo ver was Eijkman met zijn onderzoek gevorderd, toen hij wegens ziekte naar Europa moest vertrekken. Ik kwam daarna in de gelegenheid deze onderzoekingen verder voort te zetten, terwijl ook Eijkman in Nederland met proefnemingen op dit gebied bleef voortgaan.

Dat slechts betrekkelijk langzaam in deze richting kon worden voortgewerkt, vindt zijne verklaring voornamelijk in het feit, dat om voorbarige gevolgtrekkingen te voorkomen het dikwijls noodig is voederingsproeven gedurende meer dan een half jaar voort te zetten, en men vaak op de resultaten van zulk een lange proef moet wachten, eer men verder kan gaan.

Behalve de bevestiging van een deel der waarnemingen van Eijkman, o.a. dat kippen met versch gepelde, geheel op de inlandsche wijze opgeschuurde rijst, even snel ziek worden als met oude, —waardoor het zich ontwikkelen van een vergif in de rijst tengevolge van het bewaren als oorzaak der ziekte kon worden uitgesloten — vond ik, dat men door het toevoegen der verschillende zouten, waaraan de rijstkern minder rijk is dan de zaadhuid, niet in staat is de ziekte te voorkomen. Ook bleken verschillende andere uit de dëdëk bereide extracten weinig werkzaam.

In de boontjes der katjang idjo (phaseolus radiatus) vond ik echter een middel om het uitbreken der ziekte bij kippen, die met gekookte afgewerkte rijst gevoed werden, niet alleen te voorkomen, maar ik kon ook kippen, die reeds duidelijke ziekteverschijnselen vertoonden weer, laten herstellen, wanneer ik naast de rijst, die hen ziek gemaakt had, een betrekkelijk geringe hoeveelheid dezer katjang liet gebruiken. Een andere boonsoort, katjang iris (cajanus indicus) bleek dezelfde eigenschap te bezitten.

Door verhitting in stoom van 120" C. verloor de katjang idjo hare eigenschap, naast afgewerkte rijst verstrekt de