de grove bolster van de rijst voor de aetiologie der aandoening onverschillig was, maar dat bij uitsluitend rijstdieet liet al of niet optreden der degeneratie van de perifere zenuwen afhing van het al of niet weggenomen zijn van de zaadhuid van de rijstkorrel, het zgn-. zilvervlies.
Kippen, die door voeding met geheel gepelde (afgewerkte) rijst ziek geworden waren, herstelden opvallend snel, als hen daarna rauw vleesch werd verstrekt.
Bij voeding met sago, tapiocca of arenzetmeel, waaraan een kleine hoeveelheid vleesch was toegevoegd, trad evenzeer de polyneuritis op. Echter bleven hoenders, die met aardappelzetmeel of met melksuiker en een bijslag van vleesch gevoed werden, gezond. Liet men de kippen geheel zonder voedsel, dan gingen zij natuurlijk dood, maar er trad nooit zenuwontaarding op.
Duiven konden door hetzelfde voedingsregime ziek gemaakt worden als kippen, slechts waren bij deze de klinische verschijnselen minder duidelijk.
Echter bleken zoogdieren bij dezelfde voeding, die de kippen ziek maakte, nooit, zenuwdegeneratie te krijgen, ook al bleek het voedsel vaak ongeschikt om het leven te onderhouden.
Of rijst gekookt of rauw verstrekt werd, maakte slechts in zoo verre verschil, dat bij voedering met gekookte rijst de neuritis vroeger optreedt, dan met rauwe.
Eijkman kwam op grond van deze onderzoekingen tot de overtuiging, dat het optreden van de ziekte hare oorzaak vindt in een of andere giftstof, die uit zetmeel van bepaalde herkomst, waarschijnlijk in het darmkanaal zoude ontstaan. Ofschoon hij de tusschenkomst van een bepaald mikro-organisme niet uitgesloten acht, komt hem dit toch niet waarschijnlijk voor.
Daar in het darmkanaal van verschillende dieren niet dezelfde voorwaarden voor omzettingen van het zetmeel aanwezig zijn, kan men aldus gemakkelijk begrijpen, waarom