De onderzoekingen van Prof. Holst, die als lid der door de Noorsche regeering ingestelde commissie voor liet onderzoek naar de oorzaken der scheepsberiberi een reis door Engelscli en Nederlandsch Indië maakte, om die ziekte aldaar te bestudeeren, sluiten zoo onmiddellijk aan aan onderzoekingen in het laboratorium alhier verricht, dat het mij noodzakelijk voorkomt u een kort overzicht van die onderzoekingen te geven, om die van Christiania beter te kunnen waardeeren.

Eijkman zag in 1888 onder zijn proefkippen aan het laboratorium een epidemie van polyneuritis optreden, die hem in vele opzichten aan beri-beri deed denken. De ziekte kenmerkte zich klinisch door het optreden van stoornissen in den gang, die tot algeheele verlamming der pooten konden stijgen, paresen der vleugels, dyspnoe en cyanose, onder welke verschijnselen weldra de dood intrad. Het makroskopisch onderzoek na den dood leverde behalve vocht in het pericardium niet veel op. Bij het mikroskopisch onderzoek der zenuwen bleek echter, dat hier vezelen in groot aantal gedegenereerd waren. Hersenen en ruggemerg vertoonden daarentegen geen afwijkingen.

Eijkman was dadelijk overtuigd, dat het bestudeeren van de aetiologie dezer ziekte belangrijke inzichten in die der beriberi zoude moeten openen, en hij heeft zich daarom gedurende vele jaren met die studie bezig gehouden. Scheen aanvankelijk alles er op te wijzen, dat hij met een acute infectieziekte te maken had, waarvoor ook het feit pleitte, dat nieuw aangekochte kippen telkens eerst na een paar weken aan deze kwaal gingen lijden, verder onderzoek bracht aan het licht, dat het uitbreken dezer ziekte in nauw verband stond met het voedsel, dat werd gegeven. Dit bestond, toen de ziekte het eerst optrad, uit gekookte rijst uit de hospitaalkeuken. Het bleek weldra, dat bij voedering met gabba de ziekte niet optrad. Voortgezet onderzoek leerde, dat