Jongeheer T., oud 13 jaar, gezond, flink ontwikkelde Indo-Europeaan, heeft niet voetbalspelen een oppervlakkige schram gekregen aan het onderbeen boven den enkel door een schop met een schoen. Komt na 8 dagen onder behandeling op 28.2.08. De schram is volgens zeggen dieper geworden; thans met grauwigen etter bedekt; in het midden een vrij diep ingevreten wonde, onregelmatig diep met basis breeder dan lop; wondvlakte met grauwig etterbeslag; etter gemengd met taai slijmig vocht, waarin als het ware vuil grauw-groene brokken drijven. Beslag is niet vasthechtend aan den wondbodem.
Onderbeen vrij ver naar boven en beneden eenigszins oedemateus; wond zeer pijnlijk bij reiniging en bij druk ook op de naaste omgeving; van een anaesthetische resp. minder gevoelige zone om de wond heen, zooals door sommige auteurs wordt beschreven, was niets te bespeuren. De omgeving blauw-rood verkleurd. Wond weinig in de vlakte uitgebreid (grootte tusschen een halve gulden en een gulden) doch dieper dan de meeste vroeger geziene van deze grootte. Strijkpraeparaten van den etter bevatten veel fusiforme Vincentsche bacillen, enkele coccen, geen énkele spirochaete (kleuring met Leishman); voorloopig verbonden met sublimaat Priessnitz.
29.2.08. Verbandwisseling. Veel, niet heel erg, maar toch wel wat foetide stinkende afscheiding; veel Vincentsche bacillen; geen spirochaeten. Geen vasthechtende pseudomembranen. Na schoonmaken vuile, grauw-roode, slappe granulaties. Thans jodofornipoeder ingeblazen en met jodoformgaas los getamponeerd.
2.3.08. Verbandwisseling. Afscheiding veel verminderd, oedeem en pijnlijkheid afgenomen, granulaties hooger opgekomen, beter van kleur. Nog enkele Vincentsche bacillen, geen spirochaeten. Jodoformverband.
4.3.08. Veel verbeterd, geringe afscheiding, zoo goed als geen oedeem meer, weinig pijnlijkheid. Wondbodem nog slechts weinig lager dan 't huidniveau. Geen bacillen meer. Jodoformverband.
6.3.08. Wond bijna voor de helft gesloten; normale granulaties, geen afscheiding; jodoformverband. Verder ongestoord wondverloop; genezing r een week later.
Door de welwillendheid van den Heer Dr. Ouwehand, stadsgeneesheer te Batavia, belast met den dienst en het beheer van het stadsverband aldaar (voor welke hulpvaardigheid ik hierbij mijn welgemeenden dank uitspreek) werd ik in de gelegenheid gesteld, een aantal patienten (± 20) te zien, waarbij ulceraties aan de onderbeenen zich