IX. L. S. N., Chineesche vrouw, 56 jaar oud. Heeft volgens haar zeggen t 4 jaar suikerziekte, waartegen ze reeds bidji djamblang (zaden van Eugenia jambolana Lam.) en andere middelen gebruikt heeft, zonder er baat bij te vinden' Veel dorst en polyurie. Voelt zich zwak en duizelig, is echter niet bijzonder mager. Houdt geen dieet; heeft wel ■ eens een paar dagen geen rijst gegeten, maar kon dat niet volhouden.
27 Mei '07: 7.5 °/o suiker. Onder dagelijksch gebruik van het b. o.-drankje (uit 200 gram) werd de toevoer van koolh. geleidelijk verminderd. 19 Juni was het zoover, dat de urine suikervrij werd bevonden: er was het vorige etmaal ook in het geheel geen koolh. opgenomen; urine-volume 1.75 L. Den 18en, toen in het voorafgaande etmaal ± 75 gram koolh. (aan brood) was opgenomen, bedroeg de suikerafscheiding ± 25 gram. Voorzichtig werd nu, onder voortgezet b. o.gebruik het koolh. in het voedsel vermeerderd. 30 Juli werd 150 gram koolh. verdragen zonder dat suiker in de urine overging, 20 Aug. zelfs 200 gram. Pat. begon nu het koolh.gebruik nog hooger op te voeren. 24 Aug.—12 Sept. vertoefde zij te Batavia, haar woonplaats, waar ze in die richting voortging en slechts om den anderen dag het sap uit 120 gram b.o. innam. 13 Sept. 4.5% suiker, hoeveelheid urine normaal. Pat. kwam daarna ongeregeld, daar ze somtijds langeren tijd te Batavia zijn moest. Hier te Buitenzorg gaf ik haar het b. o.-praeparaat in, te Batavia perste zij zelf het sap, nu uit .200 gram daags. Koolh. nam in die dagen slechts een zeer bescheiden plaats in op de spijslijst, maar de tolerantie bleek niettemin achteruit te gaan en pat. zag er slecht uit. Zorgelijke familieomstandigheden, die haar drukten,/ waren zonder twijfel ten deele de oorzaak van dezen ongunstigen toestand. Van 18 tot 30 Nov. vertoefde pat. weer onafgebroken te Bzg., onthield zich van koolh., nam door mij bereid b. o.-sap (uit 200 gram daags) in, maar had toch in de urine, die ± \'/2 L. per dag bedroeg, 2—5°/o