urine van het afgeloopen etmaal. Pat. kon niet langer te Buitenzorg blijven, maar bleef het gebruik van b. o. voortzetten; 18 Juli zond hij weer urine, die 1.3 °/0 suiker bevatte, benevens zeer vage aanduidingen omtrent de voeding. 30 Juli was de urine suikervrij; uit de, ditmaal duidelijker, opgaven aangaande het dieet viel af te leiderr, dat thans wel 400 gram koolh. per dag gebruikt werd. Later werd in de voeding weer verandering gebracht, zoodat die per dag slechts ruim 100 gr. koolh. bevatte. 24 Aug. geen suiker in de urine. Daarna ontving ik eerst 31 Oct. weer urine; het suikergehalte bleek 7.8 °/o, hoewel g,eregeld b. o. sap was ingenomen. Na enkele dagen onthouding van koolh. was de suiker weer geheel uit de urine verdwenen (4 Nov.). Volgens berichten heeft pat. na dien tijd geen rijst meer gegeten en slechts weinig brood en oebi, is bij dit dieet weer dik geworden en heeft geen suiker in de urine, die hij nu en dan laat onderzoeken.
Te concludeeren valt hier m. i. alleen, dat de tolerantie voor koolh. bij dezen patiënt al evenzeer aan wisseling onderhevig scheen als het dieet, dat hij volgde. Aan een gunstigen invloed van het geregeld innemen van b. o. sap gedurende 5 maanden kan, naar het mij voorkomt, niet gedacht worden.
VIII. Th. Tj., Chinees, oud 53 jaar. Zegt, sinds ±3 jaar aan suikerziekte te lijden. Is daardoor ten zeerste verzwakt en bijzonder mager. Was trouwens nooit dik. Heeft veel last van dorstigheid en polyurie, hoeveelheid urine per etmaal wel 5-6 L. Leeft in hoofdzaak van zacht gekookte rijst ( ± 800 gram bras per dag) en een weinig melk ('/2 fl. per dag); neemt dus per etmaal ± 600 gram koolh. tot zich. 4 Mei '07 bedroeg het suikergehalte der urine 9.3 Blijkbaar was de tolerantie voor koolh. zeer gering. Van dien dag af werd dagelijks een drankje, bereid uit 200 gram