is eenige weken later overleden aan de gevolgen van een kleine verwonding.
Het suikergehalte, dat 29 April 6°/o bedroeg, wisselde tusschen 5.4 en 8.5 °/„; 25 Mei was het 7.4 "Zo-
Aanleiding om eenige werking van het b. o.-sap in dien korten tijd aan te nemen geven deze cijfers niet. Wegens het ontbreken van alle nadere gegevens leveren ze trouwens geen feitelijken maatstaf ter beoordeeling.
IV. M., Arabier, oud 47 jaar. Zeer mager en zwak voorkomen. Lijdt, voor zoover hem bekend, sinds 4 jaar aan suikerziekte. Had in het begin veel dorst en urineerde bijzonder veel; thans is dat verminderd.
13 Mei '07 werd 6 °/0 suiker in de urine gevonden, aceton hoogstens sporen. Dien dag werd begonnen met toediening van b. o.-sap uit 200 gram knol, en tevens het dieet geregeld: 2 flesschen melk, die pat. tot dusverre dagelijks gedronken had, bleven gehandhaafd, rijst echter, waar hij zeide, wel buiten te kunnen, werd afgeschaft, daarentegen veel eieren en vleesch gebruikt. De dagelijks gemeten hoeveelheid urine bedroeg ± 3 Liter, dus nog vrij' veel. Aan suiker werd gevonden op 14 Mei en volgende dagen: 7.2, 4, 4, 4, 6,5 7.2, —, 5, 5.8, 6.5, 5.5,4.7, 5, 4.1,5.5,5.5, 4.6, —, 4.7, 3.8°/0 (4 Juni). Op 3 Juni was maar 1 flesch melk gedronken, vandaar zeker het lagere suikergehalte op den 4en.
Blijkbaar was dit een ernstig geval, waarin de uitgescheiden hoeveelheid suiker het gewicht aan opgenomen koolhydraat overtrof. Van eenigen invloed van het b. o.-sap gedurende deze weinige weken is niets te bemerken. Pat. verliet Buitenzorg en ik hoorde verder niet van hem.
V. O. G. T., Chinees, 45 jaar. Zegt ± 3 jaar diabetes te hebben. Urineert dikwijls en veel. Onlangs, toen een tijd lang geen rijst, maar aardappelen gebruikt werden, had de urine geen zoeten smaak, anders wel.