den suikercijfers geenszins met juistheid het verloop der ziekte uitdrukken, mag toch veilig de conclusie getrokken worden, dat gedurende den waarnemingstijd het gebruik van b. o. geenerlei invloed ten goede of ten kwade gehad heeft. Of inderdaad, naar pat. geloofde, in het begin van de ziekte een gunstige werking door dit medicament is uitgeoefend, kan ik natuurlijk niet beslissen; echter komt het mij voor, dat er geen dringende argumenten voor die opvatting bestaan. In de eerste plaats toch zal tempering van de koolhydraat-opname het hare bijgebracht hebben tot de vermindering van het suikergehalte der urine. Maar verder is het, meen ik, geen ongewoon verschijnsel, dat, vooral bij menschen op leeftijd, diabetes aanvankelijk vrij hevig optreedt om vervolgens geleidelijk in een milden vorm over te gaan. Iets dergelijks zou zich hier kunnen voorgedaan hebben.

III. De heer S., 62 jaar oud. Zegt, al wel 20 a 30 jaar te lijden aan suikerziekte. Heeft nooit dieet gehouden, leeft echter zeer geregeld. Heeft vroeger eens een poos decoct van antawalie (stengels van Tinospora Ru'mphiï Boerl.) ingenomen, waardoor tijdelijk beterschap zou zijn te weeg gebracht. B. o. is ook korten tijd gebruikt, door de knol eenvoudig op te kauwen. Heeft in het begin wel veel last gehad van polyurie en polydipsie, later echter meestal niet, ook tegenwoordig niet. Is over het algemeen krachtig van gestel en goed tegen vermoeienissen bestand, voelt zich evenwel in den laatsten tijd zwakker. Wil nu nog eens een geregelde proef nemen met b. o., is echter niet geneigd eenig speciaal dieet te volgen, voedingsmiddelen te wegen of urine te meten. De heer S., die op korten afstand van Buitenzorg woonde, vertoonde zich slechts nu en dan zelf, maar liet meestal dagelijks het in het laboratorium bereide drankje (uit 150—200 gr. knol) halen en zond dan tevens een monster urine. De kuur duurde van 30 April tot 25 Mei. Na dien datum liet pat. niets meer van zich hooren. Hij