ling, verschillende vormen aannemen. Gewoonlijk worden ze vrij wel raapvormig; matig groote knollen hebben dan b. v. een lengte van ± 18 cM., bij een grootste dikte van ± 10 cM; ze kunnen echter veel grooter zijn; ik herinner mij, een knol gezien te hebben, die 18 Kilo woog.
Bij het doorsnijden laten de knollen rijkelijk wit melksap uitvloeien, dat in dunne laag aan de lucht spoedig een grijsgroene tint verkrijgt en tot een donkerbruine massa opdroogt. Van andere Convolvulaceeën-knollen, inzonderheid van de verschillende variëteiten van Ipomoea Batatas PoiR., die hier onder denamen oebi kangkoeng, oebi mënes enz. veel gegeten worden, onderscheidt b. o. zich door de opvallende dikke schil, die bij de even genoemde oebi-soorten slechts een dun laagje vormt, bij b. o. echter licht 'ƒ3 °f zelfs meer van de doorsnee beslaat. Deze schil nu, het phloëem, bestaat, evenals het xyleem, grootendeels uit parenchym, waarin men, zoowel in het hout als in den bast, hier en daar zelfstandig aangelegde vaatbundels kan opmerken, een anomalie, die ook wel bij andere Convolvulaceeën-knollen valt waar te nemen, in gecompliceerden vorm bij jalappe. De melksapcellen, deels in rijen gerangschikt, deels afzonderlijk voorkomende, bevinden zich in het phloëem, ook in dat der bijkomstige vaatbundels. Het melksap is smaakloos. De cellen van het parenchym zijn rijk aan zetmeel.
Wat de therapeutische aanwending betreft, staat b. 0. vooral bekend als middel tegen ontstekingen in mond en keel: men spoelt en gorgelt met het uitgeperste vocht of kauwt een stuk van de knol en slikt het sap, met of zondei de uitgekauwde massa, door. Eenige bijzonderheden ter zake zijn te vinden in een opstel van Soemero, Tijdschr, v. I11I. geneesk. 111, 79. Voorts vermeldt Vorderman, ibid. III, 5, een soortgelijk gebruik tegen longtuberculose. Verdere kwalen, waartegen inwendige toepassing van b. o. heilzaam geacht wordt, zijn, behalve suikerziekte, o. a. asthma,