Dit werd door mij niet toegestaan. Toen de verpleegster hem nogmaals gelastte 't geld af te geven, beweerde hij het niet meer te hebben, daar hij 't weggegooid had en andere patiënten het zeker hadden opgeraapt. (Overgebracht naar de onrustige (waak-) afdeeling).
25—8 Vertelt hier het geld in den grond verstopt te hebben.
(Op de aangeduide plaats wordt 't ook gevonden) Moppert over de verpleegster, zegt zoo hard aan haar (?) kussensloopen gewerkt te hebben en dat dit nu haar dank is! (n. 1. in de waakzaal te moeten liggen).
30—8 Heeft zich verder goed gehouden ; heden terug naar de
observatie-afdeeling.
4—9 Werd behandeld met salicylspiritus tegen trichophytie
der schaamdeelen, vraagt witte zalf omdat de andere medicijn zoo prikkelt, dat hij niet werken kan.
10—9 Licht geraakt; vraagt de verpleegster in het algemeen, wie heeft 't potlood ? of zoo iets, dan denkt hij dadelijk, dat hij er van verdacht wordt 't te hebben weggenomen ; klaagt er nog steeds over, dat de porties rijst te klein zijn, wenkt bij de rijstuitdeeling de oppassers voortdurend om hem meer te geven, wordt verdacht extra's, bestemd voor andere patienten, weg te stelen.
11—9 Zegt op boozen toon, dat als hij niet meer eten krijgt, hij dan maar heelemaal niet meer eten wil. (Bij den volgenden maaltijd eet hij echter weder gewoon).
27—9 Vraagt om een blauwe bril en krijgt die.
4—10 Vraagt om medicijn, want hij heeft altijd zoo'n bitteren
smaak in den mond.
11—10 Vraagt om medicijn, want hij heeft pijn in de linker knie.
19—10 Klaagt over pijn in beide knieën, vooral 's morgens vroeg vóór het opstaan: na eenig loopen zou 't wat beter worden.
21—10 Wordt in de pendoppo (loods) aan het rotting vlechten gezet.
24—10 Klaagt over zijn linker oog.
2—11 Klaagt nog steeds over pijn in de knieën, zoodra hij een
poosje stil gezeten heeft, vertelt zich daartegen geregeld met den ochtend-dauw te hebben behandeld, werkt nooit geregeld door ; loopt steeds van het werk weg.
7-— 11 Is zonder verlof op het terrein van een naburige afdeeling
gaan wandelen, wilde niet luisteren naar de orders van de inlandsche oppassers.