dat door deze het vermoeden op kwaden droes werd bevestigd, zooals uit de hieronder volgende gegevens blijkt. Temperatuur 1 Nov. 1907: 8 u. voormiddags 38.4; 8 u. namiddags 38.4 2 „ 1907 : 8 „ „ 38 ; 8 „ „ 38.3 gemiddelde temperatuur 38,3nC.
Inspuiting met malleïne 2 November 1907, des avonds 9 uur.
Temp.
3 Nov. 6 uur. 8 uur. 10 u. 12 u. 2 uur. 4 uur. 6 uur. 8 uur. 10 u. 1907' — 39.6 40.7 39.9 39.8 39.4 39.5 39.2 -
Temp.
4 Nov.
1907. 38.4 38.61 39. 38.6 38.9 38.5 38.6 38.5 38.4
Daar in den toestand van het paard geenerlei verandering kwam, werd op den 3en December een tweede malleïneinspuiting toegepast, met het volgende resultaat.
Temperatuur 2 Dec. 1907 : 8 u. voormiddags 38.1 ; 8 u. namiddags 38.3 3 „ 1907 : 8 „ „ 37.8; 8 „ „ 37.9 gemiddelde temperatuur 37.9"C.
Inspuiting met malleïne 3 December 1907, des avonds 9 uur.
I ! I I I I I I I
Temp.
4 Dec.
1907. 6 uur. 8 uur. 10 u. 12 u. 2 uur. 4 uur. 6 uur. 8 uur. 10 u. - 40 39.8 39.9 40.2 39.9 39.9 39.5 -
Temp.
5 Dec.
1907. 39.2 38.8 39.2 39.6 38.8 38.3 38.7 38.3 38.1
i i i i i i i ' ' Volgens onzen maatstaf van beoordeeling leed dus dit paard aan kwaden droes, omdat op den tweeden dag na de injectie de stijging van de temperatuur bedroeg 1.6°C. boven de gemiddelde.
Op den 6en Januari 1908 werd een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van antistoffen in het bloedserum, met het resultaat vermeld in