Over Bourgeons Charnus,
DOOR
Dr. O. GRIJNS.
In ons artikel over een geval van Botryomycose ') hebbén Dr. KaYSER en ik de meening uitgesproken, dat de als gevallen van botryomycose beschreven gezwelletjes, die door de Fransche onderzoekers met den naam van bourgeons charnus worden aangeduid, wegens eene oppervlakkige overeenkomst ten onrechte tot de botryomycoinen worden gebracht. Ik beschik op het oogenblik nog maar over twee onderzochte gevallen van dergelijke gezwelletjes, en wanneer zij hier niet zoo zelden voorkwamen, zou ik zeker gewacht hebben, tot ik een grooter materiaal had. Het laatst onderzochte is echter zoo duidelijk iets geheel anders dan het botryomycoom, dat wij het vorig jaar beschreven, dat ik het de moeite waard acht het mede te deelen.
Het eerste geval, dat ik onderzocht, was een tumor van de vingers wat grooter dan een kers, die mij in 't laatst van 1905 ter onderzoek werd aangeboden. Daar mijne aandacht toen niet op de botryomycose gevestigd was, bepaalde ik mij tot het histologisch onderzoek. Het was een angiofibroom, waarin eenige kleincellige infiltraatjes voorkwamen. Daar het onderzoek slechts ten doel had de klinische diagnose te bevestigen, paste ik geen bacteriënkleuring toe. Daar ik echter gewoonlijk van de haemateïne-eosine-kleuring gebruik maak bij het onderzoek van tumoren, en eerst als
ï) j. D. KaïjSER en Dr. G. Grijns. Een geval van Botryomycose enz. Mededeelingen uit het Geneesk. Labor. 2e serie A. No. 8. p. 107. Gen. Tijdschr. v. N. 1. XLVII p. 172. 1907.