kan stellen, men verstandig zal doen, liaar in de laatstgenoemde plaatsen gratis te verstrekken en het gebruik zooveel mogelijk in de hand te werken en te populariseeren. Wellicht kan men dan later, als de chinine er ingang heeft gevonden en door de bevolking zelf wordt verlangd, tot verkoopen overgaan, maar men heeft m. i. geen kans op succes, als men daarmee begint.

Nu behoort Batavia zeer zeker, wat de Inlandsche bevolking betreft, niet tot de eerste categorie. Zij voelt er bitter weinig voor chinine. De behoeftige kent haar meestal in het geheel niet, en de iets meer gegoede Inlander maakt er, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, meestal een verkeerd gebruik van. De ervaring heeft mij toch geleerd, dat waar de chinine betaald moet worden, de Bataviaasche Inlander veel te kleine doses neemt. De patiënten nemen één of hoogstens twee dagen één of twee pillen, die natuurlijk niet of onvoldoende helpen, en op die manier gaat bij degenen, die nog eenig vertrouwen in chinine stellen, het geloof in de goede werking nog verloren.

Een allereerste eisch voor malariabestrijding te Batavia is, dat de chinine wordt gepopulariseerd, met de bedoeling, den Inlander op den duur zoo ver te brengen, dat hij zelf er het nut van inziet en er zelf om vraagt als hij koorts heeft. Dit kan men alleen bereiken door te maken, dat men een zoo groot mogelijk aantal personen door eigen ervaring leert inzien, dat een behoorlijke chininehandeling een zeker middel is tegen malaria, en dat die behandeling niet zeer onaangenaam behoeft te zijn. Ik pleit daarom voor gratis verstrekken op ruime schaal.

Het is verder mijn vaste overtuiging, dat men in dit opzicht door dwang niets bereikt. Men zal daarmee zonder twijfel gedurende een zekeren tijd een groot deel der bevolking chinine kunnen doen innemen, maar men zal daarbij hoe langer hoe meer op passieven weerstand stuiten. Men leert nu eenmaal niet het nut inzien van gedwongen maatregelen.