de Inlanders gaarne kampongsgewijze in plaats van districtsgewijze besproken, maar ook hierover beschik ik niet over 'de noodige cijfers.
In fig. 1 is grafisch weergegeven het aantal sterfgevallen onder de Inlanders te Batavia van af Januari 1906 tot en met April 1908. Van de eerste vijf maanden van 1906 is daarbij alleen het gemiddelde opgegeven, daar ik voor die maanden niet over andere gegevens beschikte. Uit deze voorstelling valt te lezen, dat de totale sterfte onder de Inlanders te Batavia van Januari tot September 1906 per maand gemiddeld niet meer dan 369 bedroeg: in October van dat jaar steeg zij tot 460, en is daarna niet weer zoo laag geweest als in de eerste negen maanden van 1906. Integendeel, er schijnt steeds neiging tot stijgen te zijn: in November 1907 was het aantal sterfgevallen zelfs 531. Gaan wij de curven der vier districten na, dan zien wij, dat die toenemende sterfte voor alle vier onderdeelen van Batavia geldt. De curven zijn voor de districten Tanah-Abang en Senin vrij wel tot het laatst toe oploopend: voor Pendjaringan schijnt zij in de laatste maanden opgehouden, terwijl ook in Mangga-Besar in de laatste maanden wat minder hooge cijfers worden aangetroffen.
Daar het bevolkingscijfer in de verschillende districten zeer uiteenloopt, kan men uit deze curven niets afleiden met betrekking tot het percentage der sterfte, resp. de toename daarvan. Hiervan wordt een overzicht gegeven in het onderstaande staatje, waarin het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners is aangegeven, berekend over een jaar. Zoo zijn b. v. in de eerste helft van 1906 in het district Pendjaringan 239 menschen gestorven: dit district telt 4948 inwoners. De sterfte per 1000 inwoners per jaar berekend wordt dus voor
de eerste helft van 1906 239 ',0tl° = 96,6, welk cijfer
men in kolom 2 van den staat vindt aangegeven.