Omtrent de wijze, waarop het onderzoek werd verricht, het volgende. Van alle onderzochte personen werden de versclie faeces uitgestreken op agar-platen, die daarna gedurende 18-24 uren in de broedstoof bleven. Van de meest kenmerkende coliculturen, die zich in dat tijdsverloop ontwikkeld hadden, werd er een overgeënt in bouillon, en daarna gedurende twee uren in de broedstoof geplaatst. Op die manier werd steeds gewerkt met een bouilloncultuur van matig bacterie-gehalte en werd spontane agglutinatie, die in andere culturen van dit micro-organisme nog al eens voorkomt, buitengesloten. Van alle gebruikte coli-stammen werd voor de controle nog nagegaan de groei op aardappelen, de melkstolling, de indolvorming en het vermogen om glucose-bouillon te vergisten. Verder werd het agglutineerend vermogen van het bloedserum in den hangenden druppel mikroskopisch vastgesteld twee uren nadat het praeparaat was vervaardigd. Er werden slechts drie graden van agglutinatie aangenomen, t. w. alle bacteriën geagglutineerd = +, het meerendeel der bacteriën geagglutineerd = ±, en het meerendeel der bacteriën niet geagglutineerd = +. Van iedere gebruikte bouilloncultuur werd ook een hangende druppel zonder toevoeging van serum gemaakt, om gedurende den geheelen duur van het onderzoek ieder praeparaat, dat daartoe aanleiding gaf, daarmede te kunnen vergelijken en het optreden van spontane agglutinatie in den hangenden druppel te kunnen nagaan. Op deze wijze werkende kunnen alle onjuiste gevolgtrekkingen worden vermeden en is het mogelijk een reeks van waarnemingen te verkrijgen in welke de optredende agglutinatie met volledige zekerheid afhankelijk kan worden gesteld van den invloed van het toegevoegde bloedserum.
In de tweede plaats werden onderzocht personen, die hoewel zich volkomen gezond gevoelende geen gevormde, maar min of meer brijachtige ontlasting hadden. Den uitslag van dat onderzoek geeft