kon worden gestationneerd, zoodat alle lijders onder behandeling kwamen. Hierdoor zijn natuurlijk ook de lichtere gevallen in de statistiek opgenomen, en is direkt een rationeele behandeling en een behoorlijke dieetregeling toegepast kunnen worden.

Wij bezochten de eilanden Saboenten, Sapeken, Pageroengan en Sasaël. Sapandjang is per stoomschip niet te bereiken; men kan er alleen van Sasaël per sloep of met een klein inlandsch prauwtje komen. Met den overtocht is ruim een halve dag gemoeid, en bij ongunstig weer kan men niet terug. Daar onze stoomer bovendien niet zoolang kon wachten, zagen wij dus van dit bezoek af.

Op Saboenten, waar wij 19 Jan. aankwamen, vonden wij nog een aantal lijders in het acute stadium der ziekte. Ik besteedde een geheelen morgen aan het mikroskopisch onderzoek van slijm uit bloederige ontlasting van eenige patiënten, zonder een enkele amoebe te vinden. Zelfs in het etterige slijm, dat met een speculum uit het rectum was ontnomen, werd geen enkele amoebe aangetroffen. Ik streek daarom van een 4tal patienten slijmvlokjes op platen naar Drigalsky uit.

In den namiddag van dien dag stoomden wij naar Sapeken. Hier trof ik het niet, wat het vinden van materiaal betreft. Er waren nog 4 zieken, waarvan drie reeds herstellende. Een kind van een jaar of tien had nog bloederige ontlasting, echter met weinig slijm. Bij het onderzoek van deze ontlasting vond ik een amoebe, die echter grooter was, dan de amoeba histolytica, en ook niet geheel met deze overeenkwam wat haar structuur betreft. Daar bovendien de ontlasting op een pisangblad was opgevangen, en op bladeren ook amoeben kunnen voorkomen, houd ik deze niet voor eene dysenterie-amoebe.

Op Pageroengan, dat wij den volgenden morgen bezochten, troffen wij nog slechts één ziek kind aan. Dit was ongeveer 4 dagen ziek, en had nu volgens den vader geen bloederige