uit de dejecties van lijders bacillen, die in hare cultuureigenschappen veel overeenkomst vertoonden met den bacil van Shiga en Kruse, maar daarvan door de serumreactie duidelijk waren onderscheiden. Terwijl toch het serum der zieken in die gestichten de uit hunne taeces gekweekte bacillen agglutineerde, was het tegenover de bacillen der epidemische dysenterie zoo goed als onwerkzaam. Eveneens bleek, dat het serum van een geit en dat van een schaap, die met de bacillen uit de gestichten geïmmuniseerd waren, de echte dysenteriebacillen niet agglutineerden.
Tot dezelfde resultaten kwam Spronck (3, p. 904) bij een onderzoek naar de oorzaak van eene kleine epidemie van endemische dysenterie te Utrecht in 1901 en bij endemische gevallen in Amersfoort, Borne, Epe, Loenen a/d Vecht, Nunspeet, Olst, Zutfen en Zwolle, waarbij bacillen gekweekt werden, die veel met den bacillus dysenteriae Shiga overeenkwamen, maar door het serum van tegen epidemische dysenterie geïmmuniseerde dieren niet geagglutineerd werden, of slechts in betrekkelijk zwakke verdunningen.
De bij verschillende lijders aan endemische dysenterie gekweekte bacillen bleken echter minder nauw onderling samen te hangen dan die der epidemische dysenterie, daar het serum van den eenen lijder aan endemische dysenterie de bacillen van den anderen dikwijls niet of veel zwakker agglutineerde. De bacillus dysenteriae endemicae is daarom niet geschikt voor serodiagnostiek, terwijl de bacillus dysenteriae Shiga dit wel is.
Het spreekt van zelf, dat, waar de verbreiding der bacillaire dysenterie voortdurend grooter bleek te zijn, zoodat zij spoedig tot de echte cosmopolitische ziekten mocht gerekend worden, wij ons reeds vroeger de vraag voorlegden, of deze ziekte zich ook in ons eilandenrijk voordeed. Het was toch niet onwaarschijnlijk, dat zij zich verder zuidwaarts zou uitstrekken dan juist tot de Philippijnen.