Over het voorkomen van bacillaire dysenterie in Nederlandsch=Indië,

door

Dr. G. GRIJNS.

Nadat Shiga ') *) in 1898 gedurende eene in Tokio heerschende epidemie van dysenterie den naar hem genoemde bacillus gevonden had, volgden van allerlei plaatsen en landen mededeelingen over het vinden van gelijke of overeenkomstige bacillen elkander snel op. In Europa was Kruse de eerste, die over specifieke bacillen bij dysenterie berichtte 2).

De dysenterie was na den Fransch- Duitschen oorlog in Oost en West Pruisen, in Posen en Opper-Silezië endemisch gebleven. In 1892 was zij in Gelsenkirchen opgetreden, en had zich van 1895— 1900 in het Ruhrgebied uitgebreid.

De epidemie in Laar (1900), waar op 300 aangetasten 30 personen overleden, gaf Kruse gelegenheid een dysenteriebacil te isoleeren, die in enkele opzichten van dien van Shiga afweek.

In 1899 had Spronck 3) gelegenheid gehad bij eene epidemie in Ouddorp op het eiland Goeree, waar de ziekte vermoedelijk door eene uit New-York aangekomen vrouw was overgebracht, met de Shigasche bacillen in hoofdzaak overeenkomende bakteriën te kweeken, die door het serum van een der patiënten geagglutineerd werden. In 1900 vond hij bij een epidemie in Hattem dezelfde bacteriën weder, en

*) De cijfers tusschen haakjes verwijzen naar de litteratuuropgaven achteraan dit opstel.