keeren dat hij lijders aan tuberculosis pulmonum de hand had gedrukt, vond hij tweemaal tuberkelbacillen aan zijn eigen handen.

Van verschillende zijden is de meening verkondigd, dat tuberkelbacillen, op eenigerlei wijze in den mond geraakt, in de tonsillen dringen en van daaruit door de submaxillaire lymphklieren '), die van den hals en het mediastinum 2) naar de bronchiale lymphklieren en zoo öf direkt in de longen of in de circulatie komen. Door nauwkeurige onderzoekingen eerst van Beitzke 3), later van Most 4) is gebleken, dat die voorstelling niet juist is. Het spreekt wel van zelf dat, wanneer bij herhaling tuberkelbacillen in de mondholte komen, deze in de tonsillen zullen kunnen worden aangetroffen 5), maar er bestaat volgens Beitzke geen enkel lymphvat, dat een verbinding vormt tussche/i hals- en bronchiale lymphklieren. Most stelde vast, dat alle ly-nphe van het geheele hoofd- en halsgebied zich bij den bulbus jugularis uitstort in den veneusen bloedstroom en dat uit het lymphgebied van den hals, en speciaal uit dat van de tonsillen en diepe cervicaalklieren, geen lymphbanen zich direkt begeven naar pleura of longtop, noch naar de mediastinale of tracheo-bronchiale lymphklieren.

De klinische en de experimenteel gevonden feiten wijzen

Weleminsky. Zur Pathogenese der Lungentuberculose. Berlin. Klin. Wochensch 1903.

2) Aufrecht. Die Genese der Lungenphthise. Baumgarten's Jahresber. Bd. XIX.

Goerdeler. Die Eintrittspforte des Tuberkelbacillus und sein Weg zur Lunge. Ibid.

®) Beitzke. Ueber den Weg der Tuberkelbacillen von derMundund Rachenhöhle zu den Lungen, mit besonderer Berücksichtigung der Verhaltnisse beim Kinde. Virchow's Archiv 1906, Bd. 184.

4) Most. Die Infektionswege der Tuberculose. Berl. Klin. Wochenschr. 1908, no. 8.

5) Pekelharing. Over de functie van het lymphoïde weefsel. Geneesk. bladen. Ie reeks.