zich de zweren met een diphtheritische slijmvliesontsteking en nog lager bestaan slechts stralige litteekens in diffuus ontstoken slijmvlies. Microscopisch zijn alleen in de ulcera amoeben te vinden. Gedurende het leven werd de ontlasting viermaal onderzocht: tweemaal werden amoeben gevonden, tweemaal niet.
Bij S. 62 was de diffuse colitis zoo sterk ontwikkeld, dat ik macroscopisch niet tot een vaste diagnose durfde besluiten. Het onderzoek op amoeben gedurende het leven was tweemaal negatief uitgevallen; in den dunnen darm werd wederom een diphtheritische ontsteking gevonden; in hei coecum bestond oedeem met injectie en diphtheritische beslagen; lager was een opeenvolging van atonische ulcera aanwezig, op wier bodem de muscularis bloot lag; de slijmvliesresten zagen sterk rood. De ulcera gaven geen typisch aspect; op verschillende plaatsen werden stukjes voor microscopisch onderzoek uitgesneden en slechts in één der ulcera werd de amoeba histolytica gevonden; overal elders bestond het beeld 'van de diffuse colitis.
Ik wil deze voorbeelden niet met andere vermeerderen; het is ten slotte zeer begrijpelijk, dat een niet specifieke colitis zich aan een amoeben-enteritis kan aansluiten '). Moet men nu evenwel veronderstellen, dat het vaak geschiedt, dat een colitis, waarbij geen herkenbare resten van een amoebenenteritis meer zijn te vinden, op den bodem daarvan is ontstaan? Alleen klinische waarnemingen kunnen hierop antwoorden. Mijne ondervinding is, dat dit wel, doch niet
[) Ook klinisch ziet men vaak een lichte colitis nablijven, nadat de amoebendysenterie is genezen. De patiënt houdt een tijd lang „een gevoeligen darm": na een geringe aanleiding treden pijnen en ontlasting van slijm op. Vindt men dan de amoebe, dan is het een echt recidief, doch vindt men deze niet, en gefeest de aandoening even snel als zij gekomen is, terwijl het geproduceerde slijm ook taaier en minder bloedhoudend is, dan dit bij amoebendysenterie het geval is, dan heeft men m. i. met een niet specifieke colitis te maken, die soms maanden lang na de genezing der specifieke ontsteking blijft bestaan.