wordt verwoest, dat over geheele gedeelten van den darm alle amoeben met het gangraeneuse weefsel worden afgestooten, zoodat daar de amoeben niet meer zijn te vinden.

In vele gevallen vertoonen de darmen het beschreven aspect niet zuiver, want meestal wordt het beeld met een secundair gangreen gecompliceerd. Een zuiver beeld gaven mij dit jaar slechts drie secties, waarvan bij één tevens een tuberculose en bij een tweede tevens een zware ankylostomiasis werden gevonden. .

Bij acht obducties vond ik het secundair gangreen als onmiddellijke doodsoorzaak; daarbij krijgt het gele centrum der ulcera een vuilgroen aspect; weldra respecteert het gangreen de grenzen der ulcera niet meer en geheele lappen van het slijmvlies worden als vuile, stinkende, groene vellen afgestooten. Het gangreen gaat tevens in de diepte verder en waar het de serosa bereikt, verkleurt deze, om ten slotte mede te necrotiseeren en te verweeken; in zulke gevallen komt er een diffuse peritonitis tot stand, welke ik dit jaar bij acht secties kon vinden; de darm is dan somtijds tot over één derde van zijn lengte totaal verweekt. Bij dergelijke processen is de lengte van den darm meestal door contractie van de overlangsche spierlaag verkort, somtijds tot 80 cM. toe, waardoor natuurlijk de dikte van den wand verhoogd wordt.

De diffuse peritonitis wordt bij amoebendysenterie bijna uitsluitend door dergelijke gangraeneuse processen veroorzaakt; zeer zelden ziet men een solitair amoeben-ulcus perforeeren, zooals typheuse ulcera dat doen.

De appendix is bij amoebendysenterie vaak mede aangetast, doch zelden op een in het oog loopende wijze. Bij gangraeneuse processen blijft de appendix vaak vrij en steekt dan met haar gezond slijmvlies scherp af tegen het zwaar aangetaste coecum. Ik zag gedurende mijn zesjarig verblijf in Deli bij al mijne lijkopeningen geen enkel geval, waarbij de dysenterie-amoeben tot een appendicitis aanleiding had-