mortem werd een beginnende diffuse peritonitis gevonden, uitgaande van een wankleurig gedeelte van den dunnen darm, dat ongeveer 15 cM. lang was. De verkleuring der serosa correspondeerde met een hevige, diffuse, diphtheritische slijmvlies-ontsteking, die tot een groote en diepe ulceratie had gevoerd; door den geheelen dunnen darm waren dergelijke gedeelten te vinden, die afwisselden met meer gezonde stukken; verder waren alle Peyersche plaques in wankleurige ulcera met vuurrooden hof veranderd en waren er tal van kleinere folliculaire ulcera te vinden; ook de dikke darm was bezaaid met zweren. De milt was 250 gram zwaar en bevatte nog typhusbacillen. De dood werd dus hier niet veroorzaakt door een perforatie van een typheus ulcus, doch dooreen diffuse, diep doordringende ontsteking van den dunnen darm, die den typhus vergezelde.
Ik heb van de verschillende gevallen een eenigzins nauwkeurige melding gemaakt, ook omdat ten duidelijkste blijkt, dat de meeste zieken eerst in het hospitaal waren gekomen, nadat de typhus reeds dagen, ja vaak reeds weken had bestaan. Wij kennen een typhus ambulatorius, doch kunnen moeilijk aannemen, dat al deze lieden geen verschijnselen hadden gehad. Ik zal niet zeggen, dat dit late binnenkomen den dood van velen zou hebben veroorzaakt; ik geloof zulks niet, daar de meesten daarvoor weder te lang in het hospitaal bleven vóór hunnen dood; ook mag ik allerminst zeggen, dat het de Europeanen zijn, die de koelies tegen hun wil op de onderneming houden; integendeel, wij weten dat een koelie, vooral in een tijd, dat hij door extra-arbeid geld kan verdienen, zich zeer ongaarne naar het hospitaal laat zenden en zijn ziekte gaarne verbergt. Doch ik kan wel met volle overtuiging verzekeren, dat dit late binnenkomen in het hospitaal de bron is van veel kwaad, zoowel voor den zieken man zelf als voor zijne omgeving. Er kan niet genoeg op worden aangedrongen, dat men ook bij weinig