Bij S. 26 werden in den dunnen darm de Iitteekens van typhus-zweren in de Peyersche plaques gevonden, terwijl in den dikken darm groote, ronde, gangraeneuse ulcera bestonden; over geheele gedeelten van den dikken darm was het gangraeneuse slijmvlies afgevallen en lag de muscularis bloot. Nergens werden ulcera gezien, die op de ulcera, die bij amoeben-dysenterie worden gevonden, geleken; ook microscopisch werden in de zweren geen amoeben gevonden. Hier was dus een secundair gangreen de doodsoorzaak. Dit komt hier meer voor; in mijne verzameling bevindt zich een praeparaat, waarbij een enorm uitgebreid gangreen van het laatste gedeelte van het ilium in aansluiting aan een typhus is ontstaan.
Bij S. 72 bestond eveneens een uitgebreid ulceratief proces in dunnen en dikken darm, zonder dat macroscopisch kon worden uitgemaakt of tevens amoeben-dysenterie in het spel was; door een ongelukkig toeval geraakten de stukjes, die voor het microscopisch onderzoek bestemd waren, weg.
Deze sectie vormt een overgang naar die gevallen, waarbij de typhus met een amoeben-dysenterie werd gecompliceerd. Het is dan natuurlijk zeer moeilijk uit te maken, of men een dergelijk geval onder typhus of onder amoeben-dysenterie moet boeken. Ik heb gemeend, dat 4 gevallen bij de dysenterie behoorden, daar de dood niet werd veroorzaakt door afwijkingen onmiddellijk op typhus berustende; ook klinisch had de dysenterie den dood veroorzaakt.
Slechts een dier gevallen (S. 3) wil ik bij den typhus bespreken. Hierbij werden in het einde van het ilium vele bijna geheel genezen ulcera in de Peyersche plaques gevonden. Het laatste ulcus, dat vlak boven de valvula Bauhini lag, was niet genezen, doch had zich tot buiten de grens der plaque uitgebreid en had aanleiding gegeven tot een perforatie. In den dikken darm werden een 12tal kleine ronde ulcera gevonden; het grootste was nog geen centi-