V. Bereiding van koepokstof,
door
Dr. W. A. KUENEN.
Van af October 1906 tot Januari 1908 werden op het Laboratorium in het geheel acht kalveren met koepokstof geënt. Omtrent de resultaten van het bereiden dezer koepokstof wil ik slechts kort zijn. In een klein bedrijf op dit gebied, zooals het pathologische laboratorium te Medan voorstelt, heeft men steeds met enkele onaangename zaken te kampen, van welke wij dan ook hier niet vrij zijn gebleven.
Het hoofdbezwaar is en blijft daarbij, dat men niet zeker is, dat de virulentie der stof niet plotseling sterk daalt; de oogst moge goed lijken, doch bij de proefentingen blijkt de virulentie onvoldoende te zijn, en de stof mag dan natuurlijk niet worden afgeleverd, daar dit slechts tot misleiding aanleiding zou geven.
In een groote inrichting hindert het uitvallen van een of meer geënte kalveren niet of zeer weinig; een kleine inrichting evenwel is plotseling in een netelige positie gekomen.
De vriendelijke hulp en raad van den Directeur van 's Lands koepokinrichting te Weltevreden, Dr. Nijland, hebben mij in staat gesteld, toch aan de aanvragen van hier te kunnen voldoen en mijn stam, toen het noodig bleek, te vernieuwen.
Op zijn raad ben ik er toe overgegaan, zoogenaamde lapine te bereiden; men wrijft nl. den geschoren rug van een konijn met pokstof in, neemt de stof uit de ontstane pokpuisten na enkele dagen af en ent met deze pokstof een