vele tegenovergestelde resultaten wel eens een enkele maal bij onrein water kunnen ontbreken en omgekeerd. Het mag daarom van belang zijn hier mede te deelen, dat ook ik bij mijne onderzoekingen de resultaten van Eijkman bevestigd vond.

Onderzocht werden: het water van 3 rivieren en vaneen vijftal putten, die ongedekt waren en dus aan verontreiniging bloot stonden: bij deze watersoorten viel de gistproef positief uit bij hoeveelheden van 100 c.c.m. Daarentegen bleef de proef negatief bij water, dat bijna steriel uit de rotsen te voorschijn kwam, of uit een waterhoudende kiezellaag vloeide of uit artesische bronnen werd genomen.

De proef van Eijkman bewijst dus bij positieven uitval, dat het water gevaarlijk is. Nu bleek het, dat met het leidingwater, zooals het te Medan uit de leiding te voorschijn kwam, deze proef positief uitviel: het water was dus besmet met vuil van menschelijke of dierlijke afkomst. Van waar kwam nu deze besmetting? Er waren twee mogelijkheden.

lste. Bij het vatten van de bron was eene vergissing begaan en er was gelegenheid voor het oppervlaktewater, het oorspronkelijke bronwater te vervuilen, of:

2de. de pas aangelegde leiding was nog niet schoon gespoeld en de bacteriën waren met stof en vuil bij het leggen van de leiding in de pijpen binnengekomen.

Om de eerste mogelijkheid te onderzoeken was een nieuw onderzoek aan de bron noodig. Dit onderzoek gaf het volgende resultaat. Technisch was het brongebouw volmaakt in orde: een in de rots geboorde tunnel voerde het water aan, dai in de leidingbuis stroomde zonder dat iemand, die den sleutel van de afsluitende deur niet bezat, met dit water in aanraking kon komen.

Het water bleek practisch steriel. Er werden 20 platen met één c.c.m. water per plaat gegoten. Tien daarvan bleven steriel, en de enkele koloniën op de overige platen konden zeer goed van eene kleine vervuiling afkomstig zijn. De gistproef volgens Eijkman met 500 c.c.m. genomen