verschijnende bacteriën klein, het vuile water, dat zich dan in zeer kleine hoeveelheid met de bron vermengd heeft, kan van het gevaarlijkste soort zijn. Een dergelijke bron is dan onvoorwaardelijk af te keuren, natuurlijk tenzij men de oorzaak der vervuiling op kan sporen en weg kan nemen.
Deze verschijnselen, die het water op biologisch gebied vertoont, loopen min of meer parallel aan physische en chemische eigenschappen, doch het zou mij te ver voeren dit alles te bespreken.
Wij stonden dus in Medan voor het feit, dat hetzelfde bronwater, dat vroeger voor den aanvang van den bouw der waterleiding steriel was bevonden, nu een vrij hoog en wisselend gehalte aan bacteriën vertoonde en dus verontreinigd was. Doch waarmede? Waren alle bacteriën misschien van onschuldigen aard en eenvoudig in het water zelf op weg van de bronnen naar Medan gegroeid?
Om dit na te gaan, nl. van welken aard de in het water gevonden bacteriën waren en of dus de besmetting van het water een gevaarlijke beteekenis had, werd een andere weg ingeslagen, daar zooals boven werd betoogd, het aantal der bacteriën daarover geen uitsluitsel kon geven.
Men heeft sinds jaren gezocht naar bewijzen, die zouden aantoonen, dat het water op gevaarlijke wijze was besmet. Gevaar toch leveren alleen bacteriën uit mensch of dier afkomstig op, daar men aanneemt, dat de pathogene bacteriën, ten minste die der infectieziekten, welke met water of voedsel in het maagdarmkanaal worden binnengebracht, uitsluitend door lijders aan die ziekten worden geproduceerd en voor slechts beperkten tijd een saprophytisch leven kunnen leiden. Kon men nu in het water bacteriën vinden, pathogeen of niet pathogeen, die bewezen, dat het te onderzoeken water met dierlijke uitwerpselen besmet was, dan moest zulk water onvoorwaardelijk worden afgekeurd. Men heeft gemeend in het bacterium coli een micro-organisme te vinden, dat dit bewijs zou leveren; over deze kwestie heeft