IV. Onderzoek van het leidingwater van de Maatschappij „Ajer Beresih" te Medan,
DOOR
Dr. W. A. KUENEN.
In 1907 is de waterleiding voor Medan gereed gekomen.
Volgens de concessie-voorwaarden mocht eerst met de levering van water worden aangevangen, nadat een chemisch en een bacteriologisch onderzoek hadden aangetoond, dat het water in niet verontreinigden toestand in Medan aankwam.
Het chemisch onderzoek van het water, zooals het te Medan uit de leiding stroomde, toonde eene uiterst geringe stijging van het gehalte aan organische stof aan, in vergelijking met het vroeger onderzochte water uit de bron zelve. Bezwaren werden dus van die zijde niet gemaakt.
Doch het bacteriologisch onderzoek gaf een niet zoo duidelijk resultaat. In 1903, toen ik arts der Deli Maatschappij te Medan was, werd mij het bacteriologisch onderzoek van de bronnen te Roemah Soemboel, de prise d'eau van de waterleiding, opgedragen.
Deze bronnen liggen op 40 K. M. afstand van Medan ongeveer 550 Meter boven zee en waren destijds slechts langs Batakpaadjes te bereiken. Toch werden verscheidene malen aan de bron zelve platen aangelegd, zoowel van agar als van gelatine, om het bacterie-gehalte van het water te bepalen. De gelatine wordt hier zoo bereid, dat zij een temperatuur van bijna 30 graden kan doorstaan zonder te smelten.
Het toenmaals uitgebrachte rapport luidde zeer gunstig. Het meerendeel der platen, aangelegd van water, dat door