physiologische zoutsolutie geëmulgeerd; de bacillen in deze suspensie werden gedood, door ze een uur in een waterbad van 60 tot 64 graden te verwarmen.

Het konijn ontving de inspuitingen met 9 dagen tusschenpoozen.

Zes dagen na de laatste injectie werd het bloed uit eene oorvena afgenomen en gecentrifugeerd en werd de agglutinatietiter bepaald.

Deze bedroeg macroscopisch 5000 en microscopisch 3000.

Door deze experimenten is dus aangetoond, dat vliegen 20 uren, nadat ze met door cholera besmette vloeistof in aanraking zijn geweest, de infectie kunnen overbrengen. Geïnfecteerde vliegen kunnen dus, bijv. met den spoortrein medegaande, tot uren afstand de cholera overplanten. De cholera kan dus uitbreken zonder bemiddeling van geinfecteerd water, geinfecteerde personen of goederen.

Of de vliegen wellicht nog langeren tijd infectieus blijven, blijkt uit mijne proeven niet. Dit is wel mogelijk, in aanmerking genomen de resultaten, die Ficker kreeg bij zijne proeven met typhusbacillen.

Mijne vliegen evenwel gmgen reeds na twee tot vier dagen dood. Een van de oorzaken daarvan scheen mij de pepton te zijn: vliegen, die niet met peptonwater werden gevoed, leefden over het algemeen langer.

Ook werden de proeven in een gesloten kamer genomen; misschien dat men den levensduur van de proefvliegen zou kunnen verlengen door de kooi buiten te plaatsen of groene plantendeelen in de kooi te brengen.

Een ontelbaar aantal soorten van bacteriën werden op de steriele voedingsbodems door de vliegen overgebracht en bemoeilijkten in hooge mate het onderzoek.

Te gelegener tijd wil ik deze proeven hervatten en nagaan, op welke Indische voedingsmiddelen de choleravibrionen zich gemakkelijk laten overbrengen en zich bij voorkeur vermeerderen.