troffen. Zoo werd onder anderen het baden onder de douches toegestaan, terwijl de groote badkuipen niet werden gevuld.

Een aantal koelies vertoonden des avonds en des nachts ziekteverschijnselen. Het bacteriologisch onderzoek der faeces toonde in drie gevallen cholera aan.

Ook nu weder werden de koelies zoo snel mogelijk over de ondernemingen verdeeld en in kleine groepen geisoleerd; een vijftal gevallen werd geconstateerd, doch alle onder de nieuw aangekomen. Een infectie van de kampongs of rivieren werd niet waargenomen. De snelle herkenning der eerste gevallen en de strenge desinfectie- en isolatiemaatregelen, in de loodsen en op de ondernemingen genomen, hebben daarop zeker den grootsten invloed gehad.

In het begin van September 1907 werden er gevallen van cholera geconstateerd te Laboean Roekoe en te Tandjong Balei, resp. de havenplaatsen der landschappen Batoe Bara en Asahan, dus veel zuidelijker dan het Sultanaat Deli.

Wij kunnen deze cholera-epidemie, die in deze landstreken een groote uitbreiding kreeg, (te Laboean Roekoe werden alleen door den Dokter Djawa in 14 dagen 31 gevallen geconstateerd) niet terugvoeren op een directe besmetting uit China, doch voor de besmetting van onze kuststreek was toenmaals een andere bron dicht in de buurt.

In Juni toch werden de imfnigrantenloodsen te Singapore van uit China besmet en de cholera bleef daar weken hangen, verbreidde zich zelfs over het eiland Singapore en nestelde zich in een paar kleine havenplaatsen langs de kust van Malacca. Tusschen die havenplaatsen en Sumatra's Oostkust bestaat een levendig verkeer met Chineesche tonkans. Het zou dus zeer wel mogelijk zijn, dat op deze wijze de havenplaatsen Laboean Roekoe en Tandjong Balei werden besmet.

Toch lijkt mij een andere gang van zaken waarschijnlijker. Ten eerste is het niet duidelijk, waarom eerst die haven-