door stuk krabben van muskietenbeten, terwijl ze eenige dagen later koorts kregen.
De verschillende gegevens uit dit rapport verzamelende, kunnen we deze in het kort in de volgende conclusies resumeeren:
1. De ligging van het Marine Etablissement, alwaar zich de gebouwen van den Torpedodienst bevinden, kan voldoende verklaring geven voor de aldaar heerschende malariagevallen, te weten: de onmiddellijke nabijheid van vele ongecultiveerde terreinen en chronisch met malaria besmette kampongs.
2. Het wachtschip is door zijne ligging op de reede alsook door de inrichting, als een voor den gezondheidstoestand gunstig verblijf te noemen. Infectie met malaria komt hier niet voor.
3. Muskieten komen gedurende het geheele jaar voor, het meest in den kenteringstijd en in den Westmoesson. Anopheles worden dan ook het meest aangetroffen; in andere maanden minder.
De eieren en larven van culices zijn, even als die van anopheles, bestand tegen een meerdere toe- en afname van het zoutgehalte der broedplaatsen.
4. De alhier overwegend aangetroffen anophelessoort toont zeer veel overeenkomst met de anopheles vagus en moet als de overbrenger der hier heerschende malariavormen worden beschouwd.
5. Soerabaija moet als een plaats beschouwd worden, waar voor de aldaar vertoevende schepelingen kans bestaat om met malaria geïnfecteerd te worden en wel gedurende het geheel jaar, doch het meest in de maanden October, November en December.
6. Gedurende het jaar 1907 kwamen vele koortsgevallen voor in de maanden Juni, Juli, en Augustus; doch schijnt dit niet altijd in die maanden en in die mate het geval te zijn.