Van de personen nu, werkzaam op het Marine Etablissement, die zich in de maanden Mei, Juni, Juli met koorts kwamen ziek melden, waren bij de meesten de begin-symptomen van een malaria-aanval zóó duidelijk, dat aan de diagnose geen twijfel behoefde te bestaan. Van vele in den omtrek van het Marine Etablissement wonende personen werden bloedpraeparaten gemaakt en wel in het geheel 48. Hiervan waren: tertiana 21, tropica 14, tert. en tropica 1, negatief 12.
Het aantal negatieve is misschien iets te groot voorgesteld. De meeste patiënten toch kwamen zeer in het begin van den aanval, op een tijdstip dus, dat er dikwijls nog niet veel parasieten in het periphere bloed zijn.
Op enkele uitzonderingen na kan echter gezegd worden dat de Inlander, die zich hier met koorts komt ziek melden, een koorts die dus pas is ontstaan (terwijl hij des morgens nog gezond was, daar hij anders niet op z'n werk komt) aan malaria lijdt. Nu schijnt het wel, dat dit gedurende de genoemde maanden in 1907 in heviger mate dan gewoonlijk het geval is geweest. Zooals op zoovele plaatsen is waargenomen in andere jaren, schijnt voor Soerabaija hetjaar 1907 een hevig koortsjaar te zijn, een acute exacerbatie van een reeds lang bestaanden toestand. In de stad zelve was de morbiditeit zéér groot en overtrof de mortaliteit in sommige gedeelten zesmaal de sterfte in dezelfde maanden van het vorige jaar. Ook hiervan is malaria de oorzaak en is dus gebleken, wat nog niet lang geleden door bijna alle geneesheeren werd ontkend, dat zich te Soerabaija ernstige malariahaarden bevinden, die ten allen tijde voor de bevolking een gevaar kunnen opleveren en waartegen men nu met kracht te velde is getrokken. Of nu df malariagevallen aan den Oedjoeng ook daarvandaan hun oorsprong nemen, dan wel of deze elders moet gezocht worden, een feit is het dat deze ziekte zich aldaar niet weinig heeft voorgedaan en dat een ieder zich beklaagde, dat ze voortdurend hunne bedienden