groote frequentie der recidieven in het algemeen, dan wel in het bijzonder bij enkele personen in het oog springt en zoo zou het b. v. mogelijk kunnen zijn, dat bij deze personen onder de later opgetreden aanvallen een nieuwe infectie schuilt, die niettegenstaande het chininegebruik, of eenigen tijd daarna is opgetreden, wat zeer goed kan voorkomen.

Wat nu de frequentie der verschillende ziektegevallen in de afzonderlijke maanden betreft, zoo zien we op het Wachtschip deze het grootst in de maanden October, November en Januari, bij den Torpedodienst in October, December, Januari, Mei en Juni. Dus bij beide meer gevallen in den Westmoesson, terwijl bij den Torpedodienst nog een exacerbatie komt in het begin van den Oostmoesson. Dit is in overeenstemming met hetgeen gedurende dien tijd op andere plaatsen in de omgeving en in Soerabaija zelf kon worden waargenomen en waarover later nog meer zal worden medegedeeld.

Overgaande tot de tweede rubriek van personen, en wel de schepelingen der verschillende te Soerabaija tijdelijk vertoefd hebbende schepen (van 1 Juli 1906 30 Juni 1907), zoo moeten we hierbij, vooral waar het malariagevallen betreft, de noodige reserve betrachten wanneer we Soerabaija als plaats van oorsprong voor deze infecties aanwijzen. Het is toch zeer goed mogelijk, dat deze van andere plaatsen zijn medegenomen, vooral wanneer ze kort na aankomst alhier optreden.

Van iedere schip werden genoteerd de ziektegevallen gedurende het verblijf alhier tot i4 dagen daarna.

In bijgevoegden staat zijn al deze gevallen verzameld. De ziektegevallen worden voor het aantal dagen, van iedere maand afzonderlijk, opgegeven, daarbij inbegrepen die gevallen, welke voorkwamen tot veertien dagen na het vertrek van hier.

Op deze wijze werd een geheel gevormd van den tijd die