niet het geval. Toen het Wachtschip tijdelijk in het bassin vertoefde, kwam inderdaad de culex pipiens in véél grooter getale voor, om weer te verdwijnen, zoodra het Wachtschip weer naar de reede ging, wat tevens bewijst, dat laatsgenoemde soort niet op het Wachtschip wordt uitgebroed. Misschien pleit dit voor de bewering, dat in eenzelfde broedplaats niet meer dan eene soort muskieten uitbroedt. (Cannibalisme der larven?).
Een vaste regel is het dat de aanwezigheid van veel mannetjes op een broedplaats wijst. Nu behoeft men slechts de lijst der gevangen muskieten op Wachtschip en in de gebouwen van den Torpedodienst te vergelijken, om te zien dat het aantal- gevangen culex-mannetjes in verhouding tot dat der culex-wijfjes, op het Wachtschip veel grooter is dan in de gebouwen van den Torpedodienst, een feit dat voor deze plaats het vermoedelijk bestaan van broedplaatsen wel niet geheel uitsluit, maar toch in veel mindere mate wettigt.
Inderdaad blijkt dit dan ook het geval te zijn.
Sinds bij den Torpedodienst de verschillende waterbakken der badkamers geregeld twee maal per week leeggemaakt en de wanden goed afgeschrobd worden, terwijl in de badkamers der equipage de waterbakken zijn weggebroken en alleen nog douches aanwezig zijn, worden bijna nergens meer larven aangetroffen, terwijl vóór dien tijd een hoeveelheid water, uit die bakken opgeschept, er van wemelde. We kunnen dus aannemen, dat op het terrein van den Torpedodienst zelf (woningen en loodsen) geen muskieten meer worden uitgebroed, doch deze van elders komen. Mannetjes werden dan ook weinig gevangen.
Hier volge een staatje der gevangen muskieten.
STAAT