onder. Deze zijn van elkaar en van het Marine Etablissement gescheiden door moerassen, begroeid met nipah en struikgewas. Eveneens is dit het geval tusschen de Officierswoningen en de kali Semampir. Meer naar het Oosten liggen vischvijvers en bebouwde sawahs, waartusschen hier en daar weer kampongs zijn gelegen.

Zooals bekend is moet men bij het onderzoek naar malaria in een bepaalde streek bijzonder letten op de nabijheid van kampoengs, nl. of deze met malaria besmet zijn.

Naar het Westen wordt het Marine Etablissement begrensd door de kali Mas, aan den overkant waarvan zich ook een kampoeng bevindt. Het terrein aldaar is eveneens begroeid met nipah en struikgewas, terwijl hier tevens enkele vischvijvers zijn gelegen.

Het Marine Etablissement ligt dan ook geheel te midden van nog ongecultiveerde terreinen en kampoengs en kan dus reeds op grond hiervan verwacht worden dat, evenals op andere plaatsen, de nadeelige gevolgen op den gezondheidstoestand der bewoners zullen worden ondervonden.

Het water, dat zich in deze terreinen ophoopt, is zoo al niet zout dan toch steeds brak, hetgeen ook almede van den heerschenden mousson afhangt. Valt er veel regen, terwijl gedurende diezelfde periode het water niet zoo hoog rijst dat de verschillende terreinen onderloopen, dan zal gedurende dien tijd het zoutgehalte der meer naar binnen gelegen plaatsen gering zijn, terwijl daarentegen in den Oostmoesson bij hoog water dezelfde plassen zout water zullen bevatten. Het verschil in zoutgehalte van het water kon b. v. worden nagegaan bij een poel die zich op de werf bevond en waarin vele anopheleslarven werden aangetroffen, die tegen deze wisseling in zoutgehalte (dat af en toe, b. v. na een regenbui, tot l°/0 en meer verschilde) hier goed bestand bleken te zijn.

In den drogen tijd bevatte dit water bijna evenveel zout als het zeewater.