en in de andere mijnen zoo goed als niet. Verslaggever meent dat ook de beide andere civiele geneesheeren van de katjang idjoe geen heil verwachten.
Lepra. In de Gouvernements ziekeninrichting werd tijdelijk verpleegd 1 lijder uit een ander district, die naar de leprozeninrichting Tandjoeng Poenei werd opgezonden en 1 die nog restant is.
Syphilis en gonorrhoe en ulcera mollia zijn onder de mijnarbeiders, in tegenstelling wat men in het militaire ziet, zeer zelden.
Primair-affecten kwamen niet ter behandeling en slechts 7 gonorrhoe's.
Conjunctivitis kwam nog al eens voor, trachooin slechts 2 maal.
Dysenterie kwam betrekkelijk weinig voor, de gevallen waren echter van slependen en ernstigen aard. Van 15 gevallen overleden 10.
Enteritides en andere darmaandoeningen waren matig frequent.
Ankylostomiasis. De mijnwormziekte is in het district volgens meening van verslaggever van geen beteekenis. Van een klein aantal verdachten werden de faeces onderzocht en bij slechts één daarvan kwamen voldoende eieren voor om van een licht geval van ankylostomiasis te spreken.
Echter ontbrak de tijd aan dit onderwerp voldoende aandacht te wijden, wat toch zeker van belang is.
Furunkulose, phlegmone, absces, eczema, herpes tonsurans en scabies kwamen zeer veel voor, zij allen worden echter in de schaduw gesteld door het enorm aantal ulcera, dat ter behandeling kwam, nl. 672 Muntoksche mijnwerkers.
Het ulcus phagedaenicum tropicum was onder de ulcera het meest voorkomende.
In de ziekeninrichting werden in 1906 verpleegd 3005