Stellen wij ons eens voor, dat wij bij het onderzoek levertumoren tegenkomen als gevolg van angiocholitis of leverabsces, of milttumoren door stuwing, leukaemie of typhus veroorzaakt, dus dat zulke menschen maar onbehandeld in het garnizoen rondloopen, zou dan het onderzoek nog niet een grooter indirect voordeel opleveren, dan er oorspronkelijk mee bedoeld werd? Die lijders zouden toch onmiddellijk naar de ziekeninrichting verwezen worden; of vreest de Heer de Raadt, dat deze lijders maar klakkeloos door de collega's op de chinine-lijst worden gebracht? Ik moet zeggen, een eigenaardige gedachtengang en niet zeer vleiend voor ons corps.

Waarom het verder nu zoo moeilijk zou zijn een vergroote milt en lever te palpeeren, begrijp ik al evenmin; bereikt men zijn doel niet in eenige secunden, welnu dan gebruikt men er eenige minuten voor. Het Leger heeft recht op onzen tijd; dan komen wij op die onderzoekingsdagen maar wat later thuis.

In scherpe tegenstelling hiermede staat het feit, dat de Heer de Raadt wel tijd kan vinden om van alle lijders aan bloedarmoede het haemoglobine-gehalte te bepalen, immers: „tot „bloedarmoede te besluiten alleen door het beoordeelen der „gelaatskleur en zichtbare slijmvliezen is zoo'n groote fout, dat „hierover niet uit te weiden valt." Maar waarde collega, zulke groote fouten worden door de meeste, om niet te zeggen alle, officieren van gezondheid dagelijks begaan. Is U ooit een ziektegeschiedenis tegengekomen- uitgezonderd natuurlijk die door U zelf opgemaakt- waarin over bloedarmoede gesproken wordt naar aanleiding van een haemoglobine-bepaling? En hoeveel keeren staat de diagnose bloedarmoede op de ziekenlijsten genoteerd zonder voorafgaand bloedonderzoek? Had ik dan ook in mijn rapport dien eisch gesteld, dan zou het doodvonnis reeds onmiddellijk geteekend en mijn voorstellen als onpractisch verworpen zijn.

Te Sawah-Loentoe geplaatst zijnde heb ik aldaar van eenige