Geneeskundigen Dienst er toe zou kunnen besluiten in het kort de officieele adviezen mede te deelen, welke naar aanleiding van mijn rapport gevraagd zijn aan alle Gewestelijke Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid. Dan eerst zou het mogelijk zijn over de bezwaren van nagenoeg het geheele corps ie kunnen oordeelen.
Thans moet ik mij bepalen tot de beide gepubliceerde artikelen.
De Heer de Granada heeft bezwaar tegen mijn volgende bewering: ,,'t is mij slechts weinig voorgekomen, dat ik pa„rasieten vond bij een later onderzoek, indien 't eerste negatief „was uitgevallen". Nu daar geef ik hem groot gelijk in, daar het geschrevene slechts zeer onvolledig mijn gedachtengang weergeeft. De zucht om het rapport vooral niet te lang te maken heeft mij klaarblijkelijk parten gespeeld.
Ik had het oog op die gevallen, waarbij de patiënten dagen achtereen koortsen en er dus een differentiaal-diagnose tusschen malaria en b.v. typhus gesteld moet worden. Welnu, in deze gevallen was voor mij in de meeste gevallen (zeker wel 95 °/0) het eerste onderzoek beslissend, hetgeen niet zeggen wil, dat ik voor eigen zekerheid en tot overtuiging van de collega's op de volgende dagen geen bloedonderzoek meer verrichtte. Over het algemeen worden de negatieve uitkomsten van het bloedonderzoek door de collega's gewantrouwd, waardoor vooral typhuslijders voortdurend als malaria-lijders behandeld en zelfs geëvacueerd worden op gevaar af om gedurende de reis aan een darmbloeding te bezwijken.
Parasieten kunnen ontbreken in het gemaakte bloedpreparaat bij malaria-lijders, indien ze den dag van het onderzoek of den volgenden dag koortsvrij zijn, hetzij door spontane genezing, hetzij door voorafgegane chinine-toediening. In beide gevallen is de patiënt geen koortslijder meer; al zouden wij nu nog gaarne een juiste diagnose willen stellen ten einde al of niet een nabehandeling te kunnen ordonneeren,