De entingen moeten direct na het doorsnijden van den bloedzuiger met een ruime hoeveelheid darminhoud (bloed) gemaakt worden; het opgezogen bloed moet zeer zorgvuldig worden ingewreven.

Overigens is de wijze van enten dezelfde als bij de gewone lues-apenentingen.

Het apenmateriaal bestond alleen uit macacus cynomolgus.

Proef I. Entmateriaal: Bloed, gezogen uit een groot, versch, oppervlakkig ulcereerend primair affect aan den penis.

Geënt werden in 't geheel 14 dieren aan beide wenkbrauwen.

Twee dieren werden direct na het afvallen van den bloedzuiger geënt.

Vervolgens telkens twee dieren na 2, 4, 6, 8, 10, 12 dagen met hetzelfde materiaal op dezelfde wijze.

Bij 2, dieren was de enting positief — deze waren met bloed, dat 2 respectievelijk 6 dagen in 't darmkanaal van den bloedzuiger was gebleven, geënt (n.1. no. 22 en 28).

Primair affect trad op na 26 resp. 29 dagen.

Microscopisch werd sp. pallida aangetoond.

Proef II.

Bij 12 dieren werd ieder 1 c.M.3 van het opgezogen bloed intraveneus in de bovenbeenvena ingespoten.

Het bloed werd direct na het zuigen door middel van een fijne spuit geaspireerd.

6 Dieren werden na 2, 12, 20, 30, 40, 50 dagen gedood en hunne organen (milt, beenmerg, testes, lever) telkens op 2 dieren geënt en ook microscopisch onderzocht.

Al deze proeven vielen negatief uit.

De overgebleven 6 dieren vertoonen tot heden geene verschijnselen.

Twee stierven resp. na 15 en 27 dagen.

Proef III (18,-V). Twaalf dieren werden op dezelfde wijze als bij proef II ieder 1 c.M.3 bloed in de rechter